‘Je mag haar ophalen in de draagzak, als je dat leuk vindt. Of heb je liever de buggy?’
De draagzak, daar kan ik tegenwoordig mee omgaan. De eerste keer dat ik hem gebruikte, was om samen met mijn oppaskindje een wandeling door het Westerpark te maken. De zon scheen volop, ik had een leren jasje aan en het park zat stampvol. Ik begon het steeds warmer te krijgen, maar de gedachte dat ik de draagzak opnieuw om zou moeten doen en het hele park zou kunnen zien hoe ik daarmee zou stoeien, was even een drempel waar ik overheen moest. Toen ik de warmte niet langer verdragen kon, ben ik op een picknicktafeltje gaan zitten en heb ik de boel rustig uit elkaar gehaald en mezelf bevrijd van mijn jas.
Vandaag haal ik mijn oppaskindje van de opvang met de draagzak. De draagzak hangt bij de opvang, ik heb de code van de voordeur en de kleurcode van de groep waar mijn oppaskindje zit. Ik toets behendig de code in en ben binnen. Als ik de klas binnenloop, lacht mijn oppaskindje me tegemoet. De leidster vertelt me dat ze haar hele broek vol heeft gepoept en dat ze daarom een rompertje en broekje van de opvang aan heeft. ‘Neem maar mee hoor, dat komt wel weer terug.’ Ik pak de draagzak van de haak en installeer het ding om me heen: een kind kan de was doen. Dan pak ik het vestje wat aan het haakje hangt waar zojuist de draagzak nog hing. Dat moet hem zijn. De kleuren komen me niet meteen bekend voor: grijs, wit en blauw, meestal draagt mijn oppaskindje andere kleuren. Ik vraag het nog even na bij de leidster en zij knikt: ‘als het vestje op hetzelfde haakje hing, dan zal het wel kloppen. En anders komt het morgen of overmorgen wel weer.’ Met mijn oppaskindje in de draagzak en een plastic tasje met een volgepoepte romper loop ik de deur uit. Ik zie een aantal moeders bij de uitgang denken: ‘Zo, jong moedertje!’
Mijn oppaskindje trappelt met haar beentjes terwijl we in de zon naar huis lopen. Op weg naar huis komen we twee jongens in een oranje voetbalshirt tegen. ‘Zo, wow!’ Die draagzak roept toch wel een erg moederlijk beeld op, geloof ik. Ik wil nog roepen: ‘Ik ben gewoon de oppas hoor!’
Als de moeder thuiskomt, blijkt dat ik toch het verkeerde vestje van de opvang mee heb genomen. ‘Geeft niet hoor, dat gebeurt zo vaak. Ik loop er morgen wel even langs.’ De drempel van de draagzak heb ik overwonnen, nu nog het juiste jasje.
Wil jij jouw oppaskindje in perfecte staat afleveren na een dagje opvang? Vraag de ouders dan even wat het kindje ’s ochtends aan had, zodat je er zeker van bent dat jij ook punten scoort door het goede jasje mee naar huis te nemen.